Hoe voer je (hoopvol) oppositie?

Hoe voer je (hoopvol) oppositie?
Photo by Keith Luke / Unsplash

Sinds de verkiezingen van vorig jaar waait de politieke wind uit een andere hoek. Die wind trekt aan nu het nieuwe kabinet-Schoof de Algemene Beschouwingen heeft overleefd: de smalende geruchten dat de huidige coalitie de kerst niet zou halen, verstommen langzamerhand.

Dat betekent dat veel politieke spelers zich moeten herbezinnen op hun politieke strategie. De drie coalitiepartijen náást de PVV moeten nadenken hoe ze hun onderhandelruimte maximaal kunnen benutten. En de oppositie-partijen moeten zich herbronnen, en een antwoord formuleren op de vraag: hoe voer je oppositie?

Een eerste indicatie van een antwoord op die laatste vraag ligt binnen handbereik: kijk naar hoe Geert Wilders in de afgelopen twintig jaar oppositie heeft gevoerd. Experts in politieke communicatie zijn het er over eens dat Wilders al twee decennia het politieke debat heeft gedomineerd. Iedereen kan zijn politieke communicatiestrategie zien, en dus kopiëren.

Maar dat een politieke partij de strategie van Wilders kan kopiëren, betekent niet dat ze het ook willen. Het grootste bezwaar dat enkele van de huidige oppositie-partijen maken tegen de PVV-strategie is: 'de toon is zo negatief, dat past niet bij ons. In plaats daarvan willen we een hoopvolle boodschap belichamen - en daarmee succesvol oppositie voeren. En de PVV kwam ook nooit met oplossingen - dat willen wij ook niet.''

Het slechte nieuws is dat die analyse van de communicatiestrategie van de PVV incorrect is: Wilders is net zo vaak hoopvol geweest als dat hij doemscenario's schetste, en kwam net zo vaak met oplossingen als dat hij problemen aankaartte. Het was alleen een hoop die de huidige oppositie niet deelde, en oplossingen die de ze niet wilden.

Maar het goede nieuws is dus dat het wel kán: succesvol en hoopvol oppositie voeren met het recept van de PVV. Hieronder een nadere analyse.

Een partij of politicus voert altijd méérdere debatten tegelijkertijd

Onze democratie is méér dan het debat tussen Kamer en kabinet. Bestuurskundigen zijn gewend om 'politieke besluitvorming' in verschillende fasen te tekenen. Bij het schoolvak maatschappijleer krijgen we die fasen vaak te zien als een cirkel, met zo'n beetje de volgende stappen:

  1. Er ontstaat een 'probleem' in de maatschappij
  2. De media rapporteren over dat probleem, met bijvoorbeeld documentaires en onderzoeksjournalistiek, waardoor mensen het meer en meer als een probleem ervaren
  3. Partijen in de Tweede Kamer nemen het probleem over, en zetten het op de agenda van een minister
  4. De minister belooft de Kamer om met een plan te komen, en zet haar ambtenaren aan het werk
  5. De minister komt uiteindelijk met een plan, de Tweede Kamer debatteert erover, en stemt er uiteindelijk over
  6. Het plan wordt dan ingevoerd, uitgevoerd, en de uitvoering wordt gemonitord en geëvalueerd
  7. Die monitoring en evaluatie leidt dan weer tot nieuwe 'problemen' in de maatschappij, en zo is de cirkel weer rond

Experts weten al lang dat onze politieke besluitvorming helemaal niet zo netjes in een cirkeltje rondgaat. Een betere beschrijving van politieke besluitvorming is het zogeheten 'stromenmodel'. De kern van het stromenmodel is de metafoor: er zijn verschillende 'stromen' in de politiek, en een politiek besluit vindt plaats wanneer een handige speler de juiste stromen op het juiste moment bij elkaar brengt.

Maar wat zijn die 'stromen' dan? Die 'stromen' in de politiek zijn niks anders dan 'meningen', en dan verdeeld in twee soorten meningen: meningen over problemen, en meningen over oplossingen voor problemen. Een handige politieke speler zorgt ervoor dat veel andere politieke spelers het met hem eens zijn wat 'het probleem' is, en wat 'de oplossing' is, en peddelt dan alsof hij in een kano zit op weg naar de relevante politieke besluitvormingsmomenten.

Dit klinkt abstract, en dat is het ook. Maar dit is wel de kern van de politieke communicatiestrategie van Geert Wilders: twintig jaar lang heeft hij ervoor gezorgd dat veel van de belangrijkste politieke spelers het meer en meer met hem eens werden dat 'het probleem' van Nederland is: 'asiel en migratie'. Of dat feitelijk correct is of niet, maakt voor een politieke speler niet uit. Het gaat erom dat voldoende van de belangrijkste politieke spelers het maar geloven.

Maar wie zijn dan die belangrijkste politieke spelers? Dat is nu het mooie van de strategie van Wilders: dat zijn níet de andere politieke partijen, of de ministers, of de Eerste en Tweede Kamer. Die zijn niet totaal onbelangrijk, maar ze leggen minder gewicht in de schaal dan de ándere politieke spelers: de verschillende media en vooral: de kiezers zelf.

Het fundament van de politieke communicatiestrategie van Wilders is dat hij van dit inzicht maximaal gebruik maakte: elke keer dat hij als grootste oppositiepartij de Algemene Beschouwingen mocht openen, wist hij dat dit debat helemaal niet ging over de Miljoenennota. Hij sprak niet mét het kabinet, maar tegen het kabinet - en vóór de bühne. Elk parlementaire debat, of het nu een plenair of commissiedebat was, was náást een debat met de uitvoerende macht, ook altijd een debat met de oude en nieuwe media, en de kiezers.

Één belangrijke tip voor de huidige oppositie is dus: verlies jezelf niet in het bestuurlijk-technisch oppositie voeren in de Kamerdebatten. Dat is niet ónbelangrijk, voor de duidelijkheid. Maar minstens net zo belangrijk is: wat voor impact heeft een bestuurlijk-technische debatbijdrage op het gesprek in de oude media, op de nieuwe media, en op de vele, beweeglijke kiezersgroepen die Nederland rijk is? Als je van 'buiten' naar de Haagse binnenwereld kijkt, hoe ziet je bijdrage er dan uit? Krijgt een journalist zin om er een stuk over te schrijven, en een burger zin om te X'en (uhh, twitteren, bedoel ik - of hoe we dat van opperbevelvoerder Musk ook precies moeten noemen)?

Voorbij ideologie: issues

Over die vele, beweeglijke kiezersgroepen gesproken: de oude media en de gevestigde partijen van weleer schetsen het gedrag van kiezers de laatste tijd vooral als een probleem. Vroeger waren kiezers makkelijk in te delen in 'links' versus 'rechts', met later nog een extra as erbij van 'conservatief' naar 'progressief'. Kiezers waren honkvast en zodoende konden politieke partijen en media-conglomeraten naar de kiezers 'op zoek'. De politieke zuil van PvdA-Volkskrant-VARA beleefde gouden tijden aan het einde van de vorige eeuw, net als de mediacombinatie VVD-Telegraaf-Elsevier en de kongsi tussen CDA-KRO/NCRV-Trouw. Maar tegenwoordig 'zweeft' de kiezer, weg van zowel partijen als verbondenheid met oude media: meer partijen schieten tegenwoordig van 'allergrootste in de Kamer' naar 'op sterven na dood', en veel print-, radio- en TV-media worstelen met steeds verder dalende abonnees, lezers, luisteraars en kijkers.

Geert Wilders zag al snel dat dit niet een probleem was, maar een kans. Een kiezer die zijn vaste ankers licht en wegvaart van zijn oude, verzuilde loyaliteiten, vaart ook ergens naartoe - en waarom dan niet naar hem?

Wilders lokte zwevende kiezers door de politieke media-dynamiek maximaal uit te buiten. Het eerste mechanisme: veel kiezers hebben geen tijd om tijdens verkiezingstijd uitgebreid de verkiezingsprogramma's te gaan vergelijken, om daarna te bepalen welk programma het beste bij haar standpunten, belangen en ideologie past. In plaats daarvan bepaalt een grote kiezersgroep hun stem op abstract niveau ongeveer als volgt: eerst vragen ze zich af 'wat is het grootste issue waar Nederland voor staat?' en daarna vragen ze zich af: 'welke partij is van dat issue de eigenaar'?

Wat Wilders beter begreep dan wie dan ook, is dat een slimme politieke speler die zwevende kiezer kan helpen met het antwoord geven op die beide vragen. Hij deed dit door:

  • consequent en consistent zelf aandacht te geven aan dit issue (bijvoorbeeld door in elk poltiek of media-debat het onderwerp af te buigen naar het eigen onderwerp)
  • media-events te creëren waardoor alle media, zowel de oude als nieuwe, dit issue ook continu hoog boven op de agenda te plaatsen (zoals met de 'film' Fitna)
  • het hoog op te spelen telkens wanneer dit issue uit zichzelf in de media kwam (zoals bij elke terroristische aanslag waarbij iemand 'allah akbar' riep)

Voor de duidelijkheid: ik denk niet dat Wilders als een soort strategische poppenspeler sluw een 'issue' gekozen heeft. Wilders méént het ook: hij gelooft zelf daadwerkelijk dat 'de islam' het grootste probleem is voor Nederland en Europa. En hij gelooft denk ik zelf ook oprecht dat 'asiel en migratie' de oorzaak is van alle problemen met onze welvaartsstaat, van de achteruitgang van het onderwijs tot de woningmarkt aan toe. In deze oprechte overtuiging maakt hij gebruikt van een tweede mechanisme - maar eigenlijk maakt dat mechanisme net zozeer gebruik van hem. Dat mechanisme kan ik niet anders samenvatten dan als: 'gebrekkige politiek-rechtsstatelijke opvoeding'.

Wat ik hiermee bedoel is dat we in Nederland, en eigenlijk in het hele liberaal-democratische 'Westen', we sinds het einde van de Koude Oorlog vergeten zijn om aan onze burgers uit te leggen hoe je moet leven in een democratische rechtsstaat. En omdat burgers hun democratisch-rechtsstatelijke spieren niet vaak genoeg getraind hebben, zijn ze een schat aan vaardigheden kwijtgeraakt. Zo is er bijvoorbeeld de vaardigheid van 'compromissen sluiten', 'geduld' en de zéér belangrijke vaardigheid van 'tolerantie voor meningsverschil'.

Het gevolg van die verwaarlozing van onze democratische vaardigheden, is dat 'burgers' in de afgelopen dertig jaar meer 'consumenten' dan 'kiezers' zijn geworden. Kiezers tegenwoordig geloven dat politieke problemen makkelijk te begrijpen zijn, en ook makkelijk op te lossen zijn. De woningmarkt functioneert niet? Meer bouwen, bam, opgelost! Het onderwijs holt achteruit? Meer leraren voor de klas - en meer salaris ook, bam, opgelost! En de oorzaak van al die problemen? Natuurlijk: de asielzoekers, die met nareis op nareis hier komen om én onze banen af te pakken, én onze werkloosheidsuitkeringen op te souperen. Laat die niet meer binnen, en: bam! opgelost!

Zo simpel zijn onze maatschappelijke en politieke problemen niet. Maar in een wereld waarin de meeste mensen niet meer onderwezen worden in de kunst van het genuanceerd nadenken over complexe kwesties, heeft het geen zin dat nogmaals uit te leggen. Dit wordt nog eens verergerd door ons media-ecosysteem: tegenwoordig krijgen de meeste mensen hun wereldnieuws en politieke analyses via X/twitter, TikTok en Snapchat. Allemaal media die niet bevordelijk zijn voor een complexe boodschap over een ingewikkelde wereld, vanwege twee redenen: er zit geen onafhankelijk redactioneel-journalistiek proces achter, en de mediumkenmerken zelf lenen zich niet voor een doorwrocht (voor velen doodsaai!) essay.

Een volgende tip voor de oppositie is dus: het is te laat om nu nog aan politieke opvoeding te doen. Elke poging daartoe zal ook direct weggezet worden als 'propaganda' van 'de linkse kerk'. Gebruik in plaats daarvan de logica van politieke campagnes en ons ondoordachte politieke denken zoals Geert Wilders dat ook deed: laat labels als 'links' en 'rechts' achter je. Reken erop dat je kiezers niet meer kunt verankeren in een politieke ideologie of klasse of zuil. Wees geen ankerplaats, maar een vuurtoren: kies één issue dat fundamenteel is voor het eigen politieke denken. Dat issue moet je ook ménen. En communiceer je er vervolgens suf over: haal het telkens, overal en altijd weer aan. Leg het simpel uit. Elke gebeurtenis is een kans om dit issue weer opnieuw aan te kaarten: wees creatief en pro-actief, niet reactief.

Hoop doet leven - en vrees doet bewegen

Maar hoe moet je zo'n issue dan voor het voetlicht brengen? Één van de verwijten die altijd aan Wilders is gemaakt, is dat hij alleen maar problemen aankaartte, en geen oplossingen. Daar werden meestal twee verschillende dingen mee bedoeld: ten eerste, dat Wilders alleen maar angstbeelden schetste, en ten tweede, dat hij geen uitvoerbare plannen voorstel en erover onderhandelde. Beide versies van het verwijt kloppen deels, maar slaan ook de plank mis. Bij beide versies van het verwijt zou Wilders namelijk, als een volleerd pragmatisch filosoof, vragen: 'en, wat is het gevolg van die uitspraken? Wat doen mensen met wat ik zeg, als ik bijvoorbeeld oproep tot 'minder Marokkanen'? Misschien klinkt het voor jou alleen maar als een angstbeeld, of een vage oplossing, maar wat hoort mijn publiek?'. En het paradoxale is dus dat zijn publiek naast een angstbeeld, ook hoop hoort - en naast een vage, onuitvoerbare oplossing, ook concrete beleidsvoornemens.

Eerst over 'vrees' en hoop': psychologisch bezien liggen vrees en hoop dicht bij elkaar: iemand 'vreest iets' wanneer ze verwachten dat er in de toekomst iets gaat gebeuren, en dat iets is schadelijk voor iemands eigen belangen of fundamentele waarden. Iemand 'hoopt op iets' wanneer ze willen dat er in de toekomst iets gaat gebeuren, dat ten goede komt aan hun eigen belangen of fundamentele waarden. In beide gevallen gaat het dus om een voorval wat nog niet heeft plaatsgevonden, en dat raakt aan de eigen belangen of fundamentele waarden. In zekere zin zijn 'hoop' en 'vrees' dus elkaar spiegelbeeld: iemand hoopt op iets waar ze niet voor willen vrezen, en vreest iets waar ze niet op hopen. Concreter: als ik 's avonds laat naar de supermarkt loop, dan kan ik vrezen dat ik misschien overvallen wordt, en ik zeg tegen mijn partner: 'ik hoop niet dat ik overvallen wordt' - waarop zij zegt: 'ik hoop dat je veilig thuiskomt'.

Dit is belangrijk voor politieke retoriek, omdat een angstbeeld dus een hoopvolle visie kan impliceren, en andersom. En dat is bij uitstek wat Wilders in de afgelopen twintig jaar heeft gedaan: hij riep telkens het angstbeeld op van een door 'lichtgetinte', lichtgeraakte, bebaarde moslim-mannen gedomineerde maatschappij - en zijn publiek vulde de bijbehorende, spiegelbeeldige hoop van een vooral blanke, 'gewone' Europese bevolking voor hem in. Wilders (en andere) rechtspopulisten verwezen ook wel eens naar vroeger: 'dit' is wat 'we' zouden 'kwijtraken'. Dat het verleden nooit zo roomblank en idealistisch is geweest als ze deden voorkomen, maakt daarbij niet uit: het publiek waar de mythe van een oer-Nederlands verleden op gericht is, weet perfect dat het hier niet om een nostalgisch verlangen gaat, maar om een hoop.

De eerste les die een oppositie-partij hier dus uit moet trekken, is deze: een hoopvolle visie uitdragen betekent niet dat je uitsluitend mag spreken over positieve voorvallen in de toekomende tijd. Je hoeft niet de hele tijd met een als-dan-zin te roepen: 'als we doen waar wij voor staan, dan zal de lucht weer schoon zijn, de zon weer gaan schijnen en zal iedereen weer gezond zijn en aan het werk kunnen'. Sterker nog, doe je dat uitsluitend, dan verlies je geloofwaardigheid: alsof je niet ziet wat er in het hier en nu allemaal misgaat. Je kunt als partij dus juist ook 'problemen' agenderen, negatieve incidenten benoemen en juist, bij uitstek, de vinger op de zere plek leggen: wat er hier en nu misgaat, is wat er beter kan - en doen we er niks aan, dan zal het erger worden.

Een oppositiepartij kan er zelfs voor kiezen om hoofdzakelijk angstbeelden te benoemen. Daar is een goede gedragswetenschappelijke reden voor: sinds het onderzoek van onder andere Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman weten we dat mensen 'verliesaversie' hebben. Dat wil zeggen dat mensen eerder van de bank komen om iets te doen, als ze - let op de woorden! - bang worden gemaakt dat ze iets kwijt zouden kunnen raken. Dit cognitief-psychologische mechanisme verklaart waarom het beroep op een geïdealiseerde jaren vijftig die nooit hebben bestaan, zoveel vruchten heeft afgeworpen voor het rechts-populisme: het gaat er niet om of mensen écht iets kwijtraken, maar dat ze gelóven dat ze iets kwijtraken. En als ze dat eenmaal geloven, dan is er geen barrière te hoog voor ze om politiek actief te worden.

Dan over de claim dat Wilders 'niet met oplossingen' komt. Dat is gewoonweg nooit waar geweest: hij kwam met allerlei oplossingen, van een 'kopvoddentaks', tot gedwongen denaturalisatie van criminelen 'met een migratie-achtergrond', tot een volledige asiel-stop. Dat zijn allemaal concrete maatregelen, en mochten ze (de hemel verhoede) ooit worden ingevoerd, dan zullen ze ook heus wel een beleids-effect hebben. Die voorgestelde maatregelen zijn concreet genoeg dat een rechtspopulistische minister-president er zo een gewetenloze strategie-consultant op kan zetten om te gaan rekenen aan de uitvoering ervan. Een beetje zoals Donald Trump ooit door McKinsey liet doorrekenen wat het zou schelen als je migranten gewoon minder eten zou geven: https://www.nytimes.com/2019/12/03/us/mckinsey-ICE-immigration.html

Het nadeel van al die oplossingen, is dat ze fundamenteel in tegenspraak zijn met een democratische rechtsstaat. In een échte democratie hebben mensen rechten, en de hoofdtaak van een staat is die rechten beschermen. Dat is wéér één van die dingen die we in de afgelopen decennia vergeten zijn door onze gebrekkige politieke opvoeding: wat het minste is dat we van onze overheid kunnen verwachten. Maar Wilders slaagde erin om van dat nadeel een voordeel te maken, of hij nu in de oppositie zat, of, zoals nu, in de coalitie.

Vanuit de oppositie waren dit soort onrechtsstatelijke voorstellen een voordeel, omdat ze hem aandacht opleverden. Wilders stelt voor het VN Vluchtelingenverdrag op te zeggen? Ophef alom: elk journaal wordt gevuld met een jurist die terecht zegt dat 'dit niet kan', en elke krant staat vol met doorwrochte analyses over hoe Wilders dit bewust gebruikt als strategie om aandacht te krijgen voor 'het probleem' van 'asiel en migratie'. Wat onthoudt de doorsnee kiezer? Er is een probleem met asiel en migratie, Wilders wil er iets aan doen, en er zijn wat stoffige figuren die iets roepen over 'kan niet', ofzo.

En vanuit de huidige coalitie werkt het zo'n beetje net zo: minister Faber stuurt een briefje naar de Europese Commissie waarin ze vraagt om een opt-out. Ze krijgt prompt nul op het rekest: dat kan juridisch-bestuurlijk gewoonweg niet. De hele Tweede Kamer valt over haar heen, en alle experts kunnen het niet laten om te benoemen hoe onbeholpen en ondoordacht zo'n briefje überhaupt is - maar wat onthoudt het kernpubliek van de radicaal-rechtspopulist? Die minister Faber probeert tenminste eens wat, en het zijn allemaal stoffige figuren die iets roepen over 'kan niet', ofzo.

Door als een stier op een rode lap te reageren, elke keer als er uit radicaal-rechtse hoek een onhaalbaar voorstel wordt gedaan, speelt de oppositie de populist juist in de kaart: dit betekent méér aandacht voor dat ene issue 'asiel en migratie', waardoor de PVV nog méér wordt gezien als 'issue-eigenaar' én waardoor dat issue nog hoger op de maatschappelijke agenda komt te staan.

De les die een oppositiepartij hieruit moet trekken, is tweeledig: ten eerste, hou je in, elke keer als de PVV met een proefballon komt. Natuurlijk moet je uiteindelijk stemmen wat past bij je eigen ideologie en achterban, maar wees op je hoede voor het effect van het bespreken van dit plan in een Kamerdebat of in de media: hoe feller je er retorisch tegen van leer trekt, hoe meer aandacht het genereert, en dus paradoxaal: hoe hoger het komt op de maatschappelijke agenda, en hoe meer zetels het oplevert voor de PVV.

En ten tweede: gebruik je tijd in de oppositie om zelf óók te komen met grootste, en gedurfde plannen vóór je eigen ideologie en achterban. Het grote voordeel van oppositie voeren, is dat je geen ministers hebt die zich bezig hoeven te houden met abstracte begrippen als 'rechtszekerheid', 'mensenrechten', 'proportionaliteit', 'doelmatigheid' en andere fundamentele principes van de democratische rechtsstaat. Wil je het alle burgers verbieden om nog vlees te eten? Roep het maar! Wil je de inkomstenbelasting en btw afschaffen, ten faveure van een vergaande 'miljonairsboete'? Roep het maar! Wil je de Nederlandse staat afschaffen ten faveure van een Europese, communistische heilstaat? Roep het maar! Krijg je dan commentaar dat 'het communisme' leidde tot miljoenen doden, toen het echt is geprobeerd, in bijvoorbeeld de Sovjet-Unie? Mooi - dan gaat het debat hoe dan ook en in ieder geval over jóuw onderwerp, en zo wordt jij langzamerhand gezien als dé issue-eigenaar op dat onderwerp.

Denk je als oppositiepartij nu: 'ja maar hola, ik wíl dit helemaal niet. Ik ga geen extreme voorstellen lanceren, alleen maar omdat ik er aandacht mee genereer, terwijl ik die voorstellen helemaal niet wil!', dan geef ik je honderd procent gelijk. Zoals ik hierboven al schreef: Wilders méént ook oprecht wat hij zegt, en juist die oprechtheid levert succes op. Maar daag jezelf eens uit, voor je deze les terzijde schuift: is er niet een manier waarop je één van je eigen voorstellen in een breder, ambitieuzer kader kunt plaatsen? Misschien gaat het terugdraaien van de geplande btw-verhoging inderdaad maar over een paar tientjes per burger per jaar - maar wat is de gehoopte, meest idealistische uitkomst, over tien jaar, van die paar tientjes verschil? En als je geen visionaire voorstellen kúnt lanceren, omdat je er niet achter kunt staan, dan kun je in ieder geval altijd nog de problemen aankaarten - de hoopvolle boodschap leidt het publiek er dan zelf wel uit af.

De oppositie heeft het eigenlijk makkelijker

Op 30 september 2024 interviewde Diana Matroos op BNR de PvdA-strateeg en politicoloog Julia Wouters over de vraag: hoe moet dat nu, oppositie voeren met dit kabinet? Wouters en Matroos werden het er al snel over eens: dat is lastig. Want overal in het politieke debat liggen voetangels en wolfsklemmen, die Geert Wilders in twintig jaar alleenheerschappij over het politieke debat heeft achtergelaten, waar je als oppositie-partij al snel in vast komt te zitten, als je niet uitkijkt.

Maar er zijn twee troostende gedachten voor de oppositie. De eerste is dat Geert Wilders een recept heeft geschreven over hoe een oppositiepartij effectief kan zijn, en binnen enkele kabinetsperioden zelfs de grootste kan worden. Hierboven heb ik beschreven dat dat recept makkelijker te kopiëren is dan menig oppositiepartij nu lijkt te denken: de politieke campagne van Wilders van de afgelopen decennia heeft namelijk niet alleen maar bestaan uit 'angstbeelden' en 'proefballonnetjes', maar juist ook uit 'hoop' en concrete, doorrekenbare oplossingen. Hiermee is niet gezegd dat het per se makkelijk is, maar er is meer mogelijk dan zo op het eerste gezicht lijkt.

Helemaal vanwege een tweede troostende gedachte: hoe moeilijk het ook is om oppositie te voeren tegen het huidige kabinet, het is eigenlijk nóg moeilijker om in een coalitie te zitten in het huidige kabinet, behalve als je de PVV van Wilders bent. De radicaal-rechtse retorische strategie heeft coalitiegenoten VVD, NSC en BBB nóg veel méér in de tang dan de oppositiepartijen, en de partijloze minister-president Dick Schoof op zijn beurt nóg veel meer. Vandaar dat ik in een volgend artikel hun retorisch-strategische situatie nader onder de loep neem - en ook bekijk wat ze kunnen doen om zonder al te veel kleerscheuren uit deze benarde situatie te komen.

Subscribe to Daniël Schut

Don’t miss out on the latest issues. Sign up now to get access to the library of members-only issues.
jamie@example.com
Subscribe